Clive Hamilton heeft een pessimistisch boodschap voor de mensheid: we zijn door het klimaat aan te tasten ons eigen graf aan het graven. Toch is het niet zozeer zijn pessimistische toon die me na de laatste bladzijde onvoldaan het boek deed dichtslaan.
De centrale stelling in dit boek is dat we leven in het antropoceen: een tijdperk waarin de invloed van de mens op heel de schepping overheersend en onomkeerbaar is geworden. Maar dat heeft donkere wolken (zie de cover van het boek) veroorzaakt: de schepping keert zich tegen de mens en er is geen weg terug.
Wetenschap en technologie doen zich al langere tijd gelden, maar vanaf 1945 vindt een ‘grote versnelling’ plaats. Vanaf die tijd wordt het zorgelijk. Tal van diersoorten zijn aan het verdwijnen. Het klimaat veranderd. Rampen nemen toe. De schepping slaat terug.
Wat kunnen we er aan doen? Twee wegen wijst Hamilton af. Die van de ecomodernisten die denken dat de voortschrijdende technologie ons zal helpen overleven. De technologie zal alleen maar voor meer problemen gaan zorgen. Het geloof in vooruitgang is failliet.
Maar ook de weg van de posthumanisten – de belangrijkste stroming onder milieu-activisten – is voor hem onbegaanbaar. Zij willen de rol van de mens devalueren, maar die laat zich niet devalueren. De mens en zijn technologie laten zich niet wegcijferen. En bovendien: voor de invloed van de mens zal de aarde nog eeuwen tol betalen.
Welke weg wijst Hamilton zelf dan? Dat is niet zo duidelijk. Ik denk begrepen te hebben dat de mensheid (het moet collectief) zal moeten gaan inspelen op een in beweging gekomen aarde. De aarde is, om zo te zeggen, niet willoos meer. Ze is bezield, tegendraads en prikkelbaar. Er is geen harmonieus huwelijk meer tussen mens en natuur, het is een ‘echtelijke oorlog waarin geen van beide in staat is van de ander te scheiden.’ Dat vraagt om een nieuw ethisch paradigma.
Maar hoe dat eruit ziet? Hamilton blijft daarover zeer abstract. Aan het slot van zijn boek schrijft hij: ‘Hoe moet ik een boek als dit beëindigen? Ik weet het niet.’ Daar wringt dan ook de schoen. En dan heb je als lezer al 171 pagina’s achter de rug die je met stijgende irritatie gelezen hebt vanwege de vele herhalingen. Wat Hamilton te zeggen heeft had gemakkelijk in een essay van 40 pagina’s gekund.
Doet dat af aan zijn boodschap? Wel een beetje, maar natuurlijk niet helemaal. Hij luidt de noodklok, zoals vele anderen dat ook doen. En dat is nodig zolang veel mensen nog denken dat het allemaal wel zal meevallen. Of nog erger: dat er geen probleem is. De wijze waarop we lange tijd geleefd hebben, is passé.
Met zijn ‘Geduld met God’ had hij me al voor zich gewonnen, maar met zijn nieuwste boek schreef hij opnieuw een voltreffer. De Tsjechische schrijver Tomas Halik is een charismatisch man die verrassende perspectieven weet te openen. Dit keer over zijn Bijbelse naamgenoot Thomas en het lijden.