Gisteren geopereerd in het Oogziekenhuis in Rotterdam. Ik had in mijn rechteroog een zogenaamde macula-pucker: lidtekenweefsel dat ontstaat na een netvliesoperatie. Vergeet het. Het gaat mij hierom: wat een zegen dat wij zo’n ziekenhuis hebben.
Mijn eerste moestuinseizoen zit er zo goed als op. Er zijn medetuinders die nog zaaien of planten. Maar meestal gebeurt dat in een kasje en dat heb ik niet. Hoef ik ook niet. Ik laat nu alles een beetje lopen. Ik tuin met het seizoen mee. En dat seizoen toont nu neergang.
Na een paar maanden poëziestilte weer eens een gedicht. Ik lees dagelijks gedichten, maar je wilt niet altijd alles 'weggegeven'. Poëzie is om bij te verkeren, te verstillen, om voor jezelf te houden. Maar vandaag las ik onderstaand gedicht dat ik wel wil rondbazuinen. Wat mooi! Het is van de bijna vergeten Anton van Wilderode, pseudoniem van de Vlaamse priester Cyriel Paul Coupé.
Wie een moestuin heeft, constateert regelmatig dat er bezoek is geweest. Vogels, insecten, konijnen: ze zijn dol op wat je allemaal heb gezaaid en geplant. Maar er is één beestje dat ik nog niet kende. Het is dan ook een zeldzaam diertje. Maar laat die nou net ons tuincomplex tot leefgebied hebben gemaakt.
Op zondag 29 mei is het gelukkig weer zover: dan klinkt na een lange coronapauze weer de muziek van Cash in de kerk. Dit keer gaat Cash ter kerke met Elvis en anderen. Leuk dat ik samen met Fred Omvlee deze dienst kan doen! Zie voor verdere gegevens de poster.
Ik kon niet wachten! Een paar maanden geleden deed zich de kans voor een volkstuin te huren. Lang was er niets te doen. Maar inmiddels is het seizoen begonnen, mede dankzij het mooie weer. Op de tuinen barstte het ineens van bedrijvigheid. Ook ik kon aan de slag!
Woensdag gedichtdag. Vandaag een vroeg gedicht van Martin Veltman (1928-1995), reclameman (bedenker van o.a. ‘Heerlijk, helder Heineken’) én dichter. Dit gedicht komt uit een vroege bundel van hem. We besluiten er de maandgedichten over februari mee.
Woensdag gedichtdag. Nog steeds over februari. Deze week hoorde ik een merel fluiten. Of die voor het eerst van zich liet horen, weet ik niet – een mens leeft al snel voorbij de dingen. Maar bij het horen van ‘mijn’ eerste merel, moest ik denken aan onderstaand gedicht van Jan van Nijlen (1884-1965). Ouderwets taalgebruik, maar wonderschoon.
Woensdag gedichtdag. Het is februari. Voorzichtig dienen zich tekenen van de lente aan. Maar alles kan nog toegevroren worden. Daarover gaat onderstaand gedicht van Marjoleine de Vos. Het start met een ongemakkelijk moment in een relatie. Wat dat met de lente te maken heeft? Lees maar.
Wie weet nog wat hij vorige week deed, at of wat er precies in het nieuws was? Je moet soms diep nadenken. Maar foto’s, agenda’s, kranten, gedichten kunnen bepaalde dagen bevriezen in blijvende beelden en woorden. Dat geldt ook voor deze schijnbaar willekeurige dag in februari, vandaag 54 jaar geleden. De Amerikaanse schrijver-boer Wendell Berry zette hem vast in een kort gedicht.