Wachten - er is niemand die dat graag doet, denk ik. 'Waar blijft die bus toch?' zeggen we ongeduldig als hij kennelijk vertraging heeft. Bij geloven hoort ook geduld. Soms moet je ook op God wachten. Het is niet anders. Maar wachten en wachten is wel twee. Deze preek werd gehouden in een avondmaalsdienst.
In onze kerk zijn we gewoon om tijdens doopdiensten van kerkgangers te vragen in gedachten een zegenbede te maken voor de dopelingen. Doopouders doen dat ook. Zij spreken die uit tijdens de doopdienst. De preek van deze zondag speelde daar op in. Hij gaat over een Bijbelse zegenbede.
Je kunt God niet opsluiten in een gebouw. En toch hebben mensen plekken nodig waar de ontmoeting met de Eeuwige tot haar recht komt. De tempel van Jeruzalem was zo'n gebouw. Maar ze staat in deze preek voor alle heiligdommen en dus ook kerken. Het zijn kruispunten waar de wegen van God en mensen elkaar kunnen snijden.
Als kind vond ik de verhalen van Simson spannend. Het was een stoere vent, niet voor een kleintje vervaard, kortom: een held. Maar was hij dat ook? Ouder wordend ga je andere dingen zien. En dan keert het beeld zich om.
In het Bijbelboekje Ester komt de naam van God niet voor. Toch wil het kennelijk ons toch iets zeggen over God - anders was het niet in de Bijbel opgenomen. Maar wat? Deze preek ging over het eerste hoofdstuk van Ester waarin koningin Wasti een bijzonder rol speelt.
Het hiernamaals - veel mensen hebben er een voorstelling bij. Deze preek gaat over een Bijbelverhaal dat in eerste instantie helemaal niet zo veel met het hiernamaals van doen had, maar dat een beeld werd voor het leven na dit leven. Maar dit verhaal laat tegelijk zien dat het beloofde land eigenlijk helemaal niet zo ver weg is.
Je hoort het mensen weleens zeggen: 'Ik ben een wedergeboren christen'. Ik krijg er altijd een ongemakkelijk gevoel bij. De onderliggende boodschap lijkt: er zijn ook christenen die niet wedergeboren zijn en dus tweede keus. Maar om het woord nu te schrappen? 'Niet doen,' zei een modern theoloog (Marcus Borg). Het woord duidt op de kern van alle religie.
Idolen - ze zijn van alle tijden. Ook Jezus leek aanvankelijk zo'n idool. Hij werd op handen gedragen. Hij had iets dat wij niet hadden. Maar de bewondering voor hem verdampte volledig.
Geloof je in wonderen? Veel mensen wel. Zelfs hartstochtelijk. Anderen moeten er niets van hebben. Als die laatsten ook gelovige zijn, leggen ze wonderverhalen vaak symbolisch uit. De preek van deze zondag nodigt beide groepen uit eens wat meer te twijfelen. De preek gaat uit van het verhaal van de wonderbare spijziging, maar spreekt meer over wonderen in het algemeen.
Een aardige Jezus. Een poeslieve Jezus. Jezus als vriend van iedereen. Een revolutionaire Jezus desnoods. Als hij maar de vlag is op het schip van ons wereld- en zelfbeeld. Maar dan kan het verhaal over de tempelreiniging je behoorlijk ontregelen. Want daarin maken we kennis met een boze Jezus die zich niet zomaar laat inkapselen.
In 1923 verscheen het monumentale ‘Ich und Du’ van Martin Buber. Dit jaar honderd jaar geleden dus. Je zou zeggen: iets om bij stil te staan. Maar ik heb er nog weinig over gehoord of gelezen. Is Buber vergeten? Dat zou jammer zijn. En niet terecht.
Deze weken kijken wij thuis naar ‘B&B vol liefde’ (ik geef het graag toe: guilty pleasure). Alleenstaande eigenaren van een Bed and Breakfast in het buitenland krijgen liefdeskandidaten op bezoek met wie zij kunnen kijken of het klikt. Een aantal van die eigenaren (voor de kenners: Joy en Walter) zijn zelfverklaard spiritueel en hun gasten ook. Het brengt een apart soort taaltje met zich mee. Met dito rituelen.
We zien ze als we over de snelweg rijden: parkeerplaatsen vol vrachtwagens. Wie de moeite neemt om even van de weg af te gaan om de vrachtwagens van dichtbij te bekijken, ziet al snel chauffeurs die bij elkaar zitten, eten klaarmaken (vaak in de laadruimte) en zich vervelen.
De eerste bundel die ik van hem had, was ‘Bid om vrede’. Het was tijdens mijn studie en Oosterhuis was mateloos populair. Ik praat over begin jaren zeventig. Toen al werd er gesproken over ‘Maak van mijn bedehuis geen Oosterhuis’. Een aantal jaren zakte mijn belangstelling voor hem weg. Want inderdaad, het was wel erg veel Oosterhuis.
Lees meer
Ik was ooit te gast bij het tv-programma ‘Tijd voor Max’ vanwege de Johnny Cash-kerkdiensten die ik deed. De sympathieke Wubbo Ockels zat ook aan tafel. Wat zeg ik: aan tafel? Toen de vaste begeleidingsband van de Cashdiensten in de studio een lied ten gehore bracht, stond hij op en swingde mee. Na het lied zei hij: ‘Dan wil je wel altijd naar de kerk!’