We waren er aan toe: een aantal dagen ijs- en winterpret. Massaal bond Nederland de schaatsen onder. Op zaterdagmorgen moest al vroeg de toevoerweg bij Kinderdijk afgesloten worden. Want ja, we willen het liefst schaatsen in een oer-Hollands plaatje. Dan maar naar de plaatselijke plas. Maar ook daar was de lucht boven het ijs vol van vrolijke stemmen.
Oud en jong schaatste of sleede de bedompte lucht van de lockdown van zich af onder staalblauwe luchten die ons nog meer in ruimte zetten. Even opademen! Wat was het lang geleden dat we zo uitgelaten konden zijn! Het voelde als een miniatuur bevrijdingsdagje.
Inmiddels dooit het. Op het ijs staan plassen. De sneeuw die een week lang de wereld en daarmee onze ziel toedekte met een betoverend licht, wijkt weer voor de grauwheid die de Hollandse winter doorgaans regeert. De uitgelaten stemmen zijn verdwenen.
Maar even waren we verlost van het woord dat, afgezien van de titel, ik ook hier nog niet gebruikte. Even konden we het vergeten. Het wachten is nu op het voorjaar. En het ondertussen weer volhouden. Maar even was het ouderwets winter. Een kleine genade.
Op het moment dat ik dit stukje schrijf, discussieert de Tweede Kamer over de avondklok. Het ziet er naar uit dat die er gaat komen. Maar iets later dan het kabinet voorstelde: 21:00 uur. Opnieuw een beperking van het sociale leven dus.
Er gaat geen dag voorbij of ik lees minstens één gedicht. Ik heb het nodig als zuurstof. Soms kom je dan iets tegen dat je ook door wilt geven. Met een korte aantekening aan het einde. Deze keer een gedicht van een Ierse dichter dat past bij deze dag: Aswoensdag - begin van de 40 dagentijd.