Mijn moeder heeft de tweede prik gehad. Ze is 89, heeft af en toe wat mankementen, maar ze is 'still going strong'. Ze doorstaat de coronacrisis vrouwhaftig. Toch was ze maar wat blij met die tweede prik.
Bij de eerste had mijn zus de honneurs waargenomen, maar nu was ik aan de beurt. We moesten naar een sporthal in Dordrecht. Ik haalde haar op. Mondkapjes op en – om de anderhalve meter te waarborgen – ma op de rechterachterbank.
In de sporthal bleek alles uitstekend georganiseerd. Parkeerwachten, portiers, duidelijke looppaden, vriendelijke artsen en vaccineerders. Er heerste een hartelijke, bijna feestelijke stemming. Maar wat mij opviel: wat was het rustig!
Ik had verwacht een parkeerplaatsje te moeten zoeken. Maar de parkeerplaats bleek grotendeels leeg. En binnen was het niet anders. Mondjesmaat druppelde er mensen de hal binnen. Het beeld dat ik in gedachten had van drommen mensen die massaal in groot tempo werden gevaccineerd, was misschien wat overdreven. Maar dit was het ander uiterste: het was haast té ontspannen! Als in het half uur dat wij er waren er vijftien mensen binnen zijn komen lopen, is het veel.
Ik ben niet zo van: meedoen in het koor van mensen die roepen ‘het gaat helemaal niet goed met de vaccinatie’. Je weet immers nooit precies hoe zaken geregeld (moeten of kunnen) worden. En er zal best goed over de vaccinatiestrategie nagedacht worden. Maar eerlijk gezegd slopen er op dat moment ook bij mij twijfels binnen.
Bij mijn moeder was het niet anders. ‘Wat was het stil hè? Vorige keer ook al. Begrijp jij dat nou?’, zei ze toen we weer naar de parkeerplaats liepen. In de auto kwam ze er nog even op terug. ‘Wanneer zou jij aan de beurt zijn?’ – ‘O, dat zal wel ergens in mei worden.’ Dat dacht ze ook. Maar al snel had opluchting bij haar de overhand: ziezo, dat was achter de rug.
Het was een paar weken geleden: de online kerkdienst was achter de rug en ik stond in de hal van de kerk. Opeens ging de buitendeur open: een aantal kleine kinderen van niet-westerse origine stapte binnen. Een meisje met frank en vrije ogen – ze zal een jaar of zes, zeven zijn - vroeg wat we hier deden. ‘Bidden,’ zei ik onder anderen.
Nog een paar maanden en dan zwaai ik af: pensioen. ‘Kijk je ernaar uit?’ - het werd me al langer gevraagd. Maar zover was ik nog niet. Ik wilde vooral nog een keer gas geven. Maar corona gooit ook roet in dat eten.