Elke dag een gedicht van Billy Collins – daar knapt een mens van op. Deze Amerikaanse dichter van lichtvoetige verzen tovert meestal een kleine ontroering in je tevoorschijn. Of een glimlach om je lippen. Of allebei. Maar pas op, verwar lichtvoetig niet met oppervlakkig. Hij eert het kleine, maar het kleine kent grote diepten.
BILLY COLLINS
Poëzie
Noem het een veld waar de dieren
die zijn vergeten door de Ark
komen grazen onder de avondwolken.
Of een waterbak waar de regen die viel
vóór de geschiedenis over een betonnen rand druppelt.
Hoe je het ook ziet,
dit is geen plaats om de
driepotige ezel van realisme op te zetten
of die een lezer aanzet tot klimmen
over de vele schuttingen van een plot.
Laat de welgedane romanschrijver
met zijn lawaaierige typmachine
de stad beschrijven waar Francine was geboren,
hoe Albert de krant las in de trein,
hoe de gordijnen opbolden in de slaapkamer.
Laat de toneelschrijfster met haar versleten vest
en een hond opgerold op het vloerkleed
de personages bewegen
vanuit de coulissen naar het podium
om het veelogige duister van het huis te trotseren.
Poëzie heeft daar geen plaats voor.
We hebben genoeg te doen:
klagen over de prijs van tabak,
het doorgeven van de druipende soeplepel,
en liedjes zingen voor de vogel in een kooi.
We zijn druk met niets doen –
en alles wat we daarvoor nodig hebben is een middag,
een roeiboot onder een blauwe hemel,
en misschien een man die vist vanaf een stenen brug,
of, nog beter, helemaal niemand op die brug.
Vertaald uit: Aimless Love (2013)
Poëzie heeft niet veel nodig, bedoelt de dichter te zeggen. ‘Bedoelt’ schrijf ik, alsof de poëzie de analytische taal nodig heeft om tot duidelijkheid te komen. Maar het bijzondere van poëzie is de dingen niet anders gezegd kúnnen worden. Dichter dan via poëzie kun je niet bij de dingen komen.
Ik ontdek nog iets anders: poëzie kan zonder mensen. De dieren en het waterreservoir kunnen in poëzie de hoofdrol krijgen. In romans en toneel kan het niet zonder mensen. In de poëzie heb je genoeg aan een brug. Liefst zonder een vissende man.
Het moestuinseizoen loopt ten einde. De bonenstaken zijn geruimd. De composthoop groeit. En de vriezer ligt vol. Maar we moeten dooreten, want er komt nog het een en ander bij. Oktober is de tijd om pompoenen te oogsten.