Het moestuinseizoen loopt ten einde. De bonenstaken zijn geruimd. De composthoop groeit. En de vriezer ligt vol. Maar we moeten dooreten, want er komt nog het een en ander bij. Oktober is de tijd om pompoenen te oogsten.
Ik heb er dit jaar aardig wat. Allemaal verschillende soorten. Vorige maand had ik er al één geoogst. We hadden trek in pompoenensoep. Dus ik heb er alvast één ‘geslacht’. Zo noem ik het, want het vereist nogal wat snijwerk.
Eén pompoen is goed voor minstens vier pannen soep. Daarom heb ik er veel te veel op mijn landje staan. Beginnersfout. Net als vorig jaar de sla: we kregen bijna een slavergiftiging. Maar anders dan bij groenten kun je met pompoenen nog iets anders doen: ze gebruiken als sierattributen.
Op ons voorbankje en in de achtertuin liggen er inmiddels aardig wat. Gewone pompoenen en patirons. Ik heb er ook een aantal weggegeven. Dat is het leuke van een moestuin. Als eenmaal een groente rijp is, heb je soms veel te veel. Delen dus.
Nu de weerberichten in de gaten houden. Ze geven lichte vorst op. Dat betekent dat de knolselderij er uit moet. Er staat ook nog rode kool. Daarmee is het ook oppassen. Maar boerenkool kan juist vorst gebruiken. Mmm!
Maar eerst maar eens alle pompoenen van het land.
Wie moestuiniert moet goed weten wat te zaaien of te planten. Belangrijkste vraag: lust je het zelf eigenlijk wel? Er is maar één manier om het uit te vinden: proberen. Want hé, je wilt toch ook niet bij de doorsnee groente blijven? De moestuin is bij uitstek de gelegenheid om te experimenteren.
Elke dag een gedicht van Billy Collins – daar knapt een mens van op. Deze Amerikaanse dichter van lichtvoetige verzen tovert meestal een kleine ontroering in je tevoorschijn. Of een glimlach om je lippen. Of allebei. Maar pas op, verwar lichtvoetig niet met oppervlakkig. Hij eert het kleine, maar het kleine kent grote diepten.