‘Over de doden niets dan goeds,’ luidt het gezegde. Dat maakt een eerlijke bespreking van de laatste bundel poëzie van Joost Zwagerman ook wat ingewikkeld. Zoals bekend stierf Zwagerman een zelfgekozen dood. Uit het nieuws was al bekend dat er van zijn hand een bundel religieuze poëzie zou verschijnen. Die ligt inmiddels al een paar maanden in de winkel. Maar nu pas en na herlezing durfde ik een bespreking aan.
Is het een goede bundel? Ik vind dat lastig om te beoordelen – ook vanwege het gezegde waarmee deze bespreking begon. Je leest alle gedichten vanuit de wetenschap dat Zwagerman zozeer worstelde met het leven dat hij nog maar één uitweg zag. Veel gedichten lijken te preluderen op de fatale afloop. Dat geeft ze een aangrijpender karakter dan ze welllicht gehad zouden hebben als hij nog zou leven. Of niet? Ik weet het niet.
Echt aangrijpend vond ik trouwens maar een handvol gedichten. De diepste indruk maakte op mij het gedicht ‘Wit’ waarin hij zijn dood verbeeldt als een verdwijnen in een schilderij. Naar dat schilderij komen jaren na zijn verdwijnen zijn ouder geworden kinderen kijken. Zij zien hem niet, hij hen wel – zonder dat hij hen kan bereiken. Het gedicht raakte me frontaal. Net zoals ‘Lief’ waarin de dichter zijn geliefde aanspreekt: ‘Mijn lief, wees alsjeblieft / heel lief voor mij, nu God / mij denkelijk heeft uitgewist.’
De bundel deed mij meerdere malen denken aan het Bijbelboek Job waarin de hoofdpersoon worstelt met God van wie hij vermoedt dat Hij spelletjes met hem speelt. De bundel van Zwagerman eindigt dan wel met een zekere overgave (‘Nochtans belijd ik / dat ik, tegen de klippen op, / uiteindelijk in Hem geloof’), maar meestal heeft God de trekken van een vijand. God lijkt samen te vallen met een donker lot – het thema van het Bijbelboek.
Toch is hier en daar de toon van de gedichten wat al te gemakkelijk. Zinnen als ‘God stak maar weer een sigaret op’, ‘Wij zijn Gods eigen diarree’ of ‘God kon zijn vreugde niet bedwingen’ zijn aan mij niet besteed. Ook leent hij veel bij andere dichters zoals Leo Vroman (‘Systeem’), Robert Anker (‘broekbewapperd’), Lucebert (‘een kleine-ritselende revolutie’, ‘op de uirok van het universum blijf je die ene kruimel’), Vasalis (‘Het werd, het was, het is gedaan’) zonder dat dergelijke citaten urgent zijn.
Dat laatste (niet urgent) vond ik soms ook over het spreken over God. Het wordt er af en toe bijgesleept voor mijn gevoel. Maar misschien was Zwagerman wel zozeer in de ban van zijn zwaarmoedig lot dat God met al het andere op één hoop kwam. Zelf zei Zwagerman (het wordt voorin het boek geciteerd) dat hij de bundel in een soort koortsachtige roes in een tijdbestek van een maand of twee schreef. Dat geeft al aan dat veel gedichten geen tijd kregen om te rijpen.
Nu Zwagerman er niet meer is, wordt alles gekleurd door zijn dood. Dat maakt de beoordeling van de bundel zoals gezegd lastig. Poëzie en biografie zijn zo sterk in elkaar geweven! Zal de poëzie op zichzelf kunnen staan en zich door de tijd heen bewijzen? Mijn voorlopige conclusie: veel zal op zichzelf de tand des tijds niet doorstaan. Daarvoor zijn veel gedichten eenvoudig niet sterk genoeg. Maar andere gedichten weer heel erg! Er zit dus een grote onevenwichtigheid in.
Zwagerman zal voor mij meer voortleven als essayist. Ik was onder de indruk van zijn ‘De stilte van het licht’. Maar zijn laatste poëziebundel zal een monument blijven van een verscheurd mens wiens schreeuw (‘het is zo godalmachtig eenzaam hier’) tot aan de hemel reikte. Hoe eenzaam hij was, laat zich alleen in deze gedichten enigszins peilen.
Amerika geeft in Afrika miljarden uit aan ontwikkelingssamenwerking, maar de Derde Wereld in eigen land wordt over het hoofd gezien – dat is een van de belangrijkste conclusies die Paul Theroux trekt na zijn reis door het diepe Zuiden van de VS.
Lees meerZijn de tien geboden nog van deze tijd? Nee, zeggen de schrijvers van dit boek al meteen in de inleiding. Maar dat blijkt soms nog mee te vallen. Want de Bijbelse voorschriften vormen wel een mooie aanleiding tot filosofische overwegingen. Beide schrijvers nemen om en om een gebod voor hun rekening en plaatsen daar het gedachtengoed van een filosoof naast.
Lees meer