In veel kringloopwinkels zijn goede en vaak nog puntgave boeken voor een habbekrats te koop. Onder de noemer 'krinloopvondst' bespreek ik af en toe zo'n vondst. Geen nieuw verschenen boek dus, maar wel de moeite meer dan waard.
Hij geldt als een van de belangrijkste schrijvers van het na-oorlogse Italië: zijn naam wordt in één adem genoemd met die van Moravia en Pavese. Maar eerlijk gezegd had ik nog nooit van Elio Vittorini gehoord. Een manco, begrijp ik. Maar de kringloop gaf mij bijscholing, want inderdaad: wat een schrijver!
Het plot van ‘Mens of niet’ is snel verteld. Verzetsman N-2 is tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken bij aanslagen in Milaan. Hij en zijn kameraden worden opgejaagd door de meedogenloze militie van Zwarte Hond. Het net sluit zich steeds verder om hen.
Wat meteen opvalt: de ruime plek voor de dialogen. Ze zijn verbluffend en meeslepend. Ze geven het verhaal een vaart waardoor je aan het boek gekluisterd blijft. Ik las het dan ook in twee achtereenvolgende dagen uit.
Maar wat het boek zijn ware diepte geeft, zijn de morele vragen die de roman aansnijdt. Het is niet zomaar een boek van goed versus kwaad. Zeker, het sadisme van de Duitsers is ijzingwekkend. De beschrijving van de brute afslachting van een onschuldige kastanjeverkoper zal me altijd bijblijven.
Maar Vittorini, die zelf bij het verzet betrokken was, stelt de vraag of alleen de ‘goeden’ en onschuldigen het ware menszijn vertegenwoordigen. ‘Maar de krenking zelf? Is die vreemd aan de mens? Staat die buiten de mens?’ zo vraagt de romanverteller. Laten de beulen in hun wreedheid ook niet zien wie de mens is of kan zijn?
En hoe zit het met verzetsmensen zelf? Zijn het moreel hoogstaande principes waardoor zij worden geleid of is het avonturisme? En kan ook hij die in verzet komt, niet veranderen in een wolf? Wolven en honden vormen een rode draad in deze huiveringwekkende roman.
Het verhaal eindigt veelbetekenend: met een arbeider die mee wil doen in de verzetsgroep, de opdracht krijgt een Duitser te liquideren, maar een beleefd mens tegenover zich ziet. Meer zeg ik niet, ik zou teveel weggeven.
Ergens las ik dat Vittorini deze gelaagde roman (die in 1945 verschreen) schreef tijdens zijn verzetsperiode. Dat maakt mijn bewondering alleen nog maar groter. Wat een gelukkige kringloopvondst!
Wie vertrouwd is met het dichtwerk van Toon Tellegen, kan zonder zijn naam te zien een nieuw gedicht herkennen. Het heeft een eigen, niet met andermans werk te verwarren stijl. In ‘Langs een helling’ treffen we weer het beproefde procedé aan, maar tegelijk is het ook anders: Tellegen wordt ouder en dat merken we.
Gerbrand Bakker is een gevestigde naam in literair Nederland. Ik kwam al veel lovende besprekingen van zijn werk tegen. Zelf las ik hem nog nooit (afgezien van zijn columns in Trouw). Zijn nieuwste boek nodigt mij uit zijn eerdere werk met terugwerkende kracht te verkennen.