In de nacht van 18 op 19 november van het jaar 1421 vond in de omgeving van Dordrecht een dijkdoorbraak plaats die het Zuid-Hollandse landschap voorgoed zou veranderen. Deze ramp werd later de Sint-Elisabethsvloed genoemd. Dit jaar zal het 600 jaar geleden zijn dat de ramp zich voltrok. Het herdenkingsjaar wordt geopend met een boek over geschiedenis en invloed van de ramp.
Ik ben opgegroeid in de regio (Zwijndrecht), maar wist er nog niet veel van. Ja, dat de Biesbosch toen is ontstaan. Maar het boek heeft me op tal van andere punten wijzer gemaakt. Bijvoorbeeld dat er niet één vloed was, maar drie. En dat die vloed de Grote Waard (die zich uitstrekte van Maasdam tot Heusden; ik had er nog nooit van gehoord) onder water heeft gezet en het landschap er sindsdien grotendeels veranderde. Nooit geweten dat Maasdam (nu Hoeksche Waard; ik woon er zo’n 10 minuten rijden vandaan) voorheen ook tot de Grote Waard behoorde.
En dan de mythevorming. Dat het verhaal dat er een kindje in een drijvend wiegje, in evenwicht werd gehouden door een kat, aanspoelde bij Kinderdijk (vandaar de naam) – dat dit een legende was, was geen verrassing voor me. Maar wel dat de cijfers van 100.000 doden en 72 dorpen die verloren zouden zijn gegaan, berusten op een grootse overschatting: kijk, dat plaatste voor mij alles in een nieuw perspectief. Zo’n grote ramp is het niet geweest.
Vanwaar trouwens de naam Sint-Elizabethsvloed? Ook daar gaat het boek op in. De heilige Elisabeth van Thüringen waarnaar de ramp later naar middeleeuws gebruik werd vernoemd, vond plaats op haar naamdag. Bovendien was zij de patroonheilige van de minderbedeelden. Dat de berooide slachtoffers van de watervloed onderdak en gastvrijheid vonden in en rond de Grote Kerk van Dordrecht, heeft dan ook natuurlijk bijgedragen aan de naamgeving.
Maar het boek focust vooral op de invloed die de Sint-Elisabethsvloed had op de latere literatuur en beeldende kunst. Omdat het boek daar ook mee begint, heerste er bij mij verwarring. Ik verwachtte een boek over de ramp zelf, een situatieschets en een beschrijving van wat er van bekend is. Maar daar gaat het boek pas later op in. En dan nog in een intermezzo. Ik had dat liever eerder gelezen; dan had ik ook de hoofdstukken over literatuur beter begrepen. Daarin wordt namelijk al verondersteld wat de lezer later te weten komt.
Maar dat is een klein minpuntje bij een verder prachtig boek met mooie illustraties en een actuele spits: het boek eindigt namelijk met een waarschuwing voor de gevolgen van de klimaatverandering voor ons land in de nabije toekomst. In een week waarin het KNMI de verwachtingen ongunstiger bijstelt, blijkt dat niet overbodig. Daarmee eindigt het boek wat in mineur. Maar onderschatting van de dreiging was nu juist wat onze landgenoten van de 15de eeuw parten speelde: de dijken waren verwaarloosd.
De vertaling van ‘The Hill We Climb’ zorgde al voor veel commotie. Maar welk standpunt je ook innam (vóór of tegen een vertaling door Marieke Lucas Rijneveld), de vertaling die Zaïre Krieger nu van het monumentale gedicht maakte, zal de meeste stemmen doen verstommen.
Édouard Louis is een Franse schrijver van 29 jaar die al drie internationaal goed verkochte boeken schreef. Ze zijn, zo lees ik, alle drie autobiografisch en vertellen over zijn jeugd in armoede en over zijn homoseksualiteit. Ik las zijn nieuwste boek: een ontroerend portret over zijn moeder.