‘Toen ze naar me keek bliksemde haat in haar ogen door het lokaal’. Arturo Bandini is een beginnend schrijver als hij in een café serveerster Camilla ontmoet. Ze krijgen een haat-liefde-verhouding waarbij aantrekken en afstoten elkaar afwisselen. Het is het verhaal van een duizelingwekkende klassieker die John Fante al in 1939 schreef. Nu voor een habbekrats te koop.
Bandini is vertrokken naar Los Angeles met de droom een gevierd schrijver te worden. Hij is euforisch over de publicatie van zijn eerste verhaal. En hij heeft hoop dat J.C. Hackmuth, uitgever van zijn eerste verhaal, meer werk van hem zal publiceren en dat het hem beroemd zal maken. Maar voor het moment zit hij gevangen in gebrek aan weerklank en vooral: armoede. Het maakt dat euforie en hoop stuivertje wisselen met wanhoop en woede.
In die situatie ontmoet hij serveerster Camilla Lopez. Ze is Mexicaanse van geboorte en dan is racisme in het Amerika van die tijd ook niet ver. Bandini doet wat dat betreft ook een duit in de zak: ‘Mexicaans prinsesje’ noemt hij haar badinerend. Met de openingszin van deze bespreking tot gevolg. ‘Vuile spaghettivreter,’ voegt zij hem toe. Nee, subtiele persoonlijkheden bewonen de romans van Fante zelden.
Maar de gedachte aan Camilla laat Bandini niet los. Telkens keert hij terug in het café. En het komt tot ontmoetingen buiten werktijd. Een groot deel van de roman gaat daarover. Niet spannend zou je zeggen. Maar het is vooral de schrijfstijl van Fante die je het verhaal in blijft zuigen. Ik las de 205 pagina’s van deze roman dan ook in een zucht uit. Niet voor niets schreef de beroemde Charles Bukowski: ‘De beste roman ooit geschreven’. En: ‘Fante was mijn God’. En ten onzent zijn Tommy Wieringa en Arnon Grunberg bewonderaars van zijn werk.
Dit boek is trouwens een van de vier romans over Arturo Bandini. Jaren geleden las ik ‘Wacht tot het voorjaar, Bandini’ en ook toen had ik dezelfde leeservaring bij Fante. De man schrijft zo goed en met zoveel vaart dat je het ademloos leest. Wat mij in zijn werk in het bijzonder aantrekt is dat het Rooms-Katholicisme nooit ver weg is. Fante geldt als een christelijk schrijver, maar dan niet op een stichtelijke manier. Met andere katholieke schrijvers als Graham Greene, Flannery O’Connor en Shusaku Endo heeft hij gemeen dat hij het ruige realisme niet schuwt.
Een opmerkelijke zijlijn van het verhaal is de ontmoeting met Vera. (Hoe zij op Bandini’s pad komt is op zich wat ongeloofwaardig – ze staat opeens out of the blue in zijn kamer – maar de verteltrant van Fante overtuigt je volledig.) Zij blijkt onder haar kleren een verminkt lichaam te hebben. Bandini keert zich van haar af:
Ik liep naar het eind van de gang, naar de overloop bij de brandgang, en daar liet ik me gaan en huilde en kon niet ophouden omdat God zo’n vuile rotschoft was, zo’n verachtelijke smeerlap, want dat was-ie om die vrouw zoiets aan te doen. Kom uit de hemelen, God, kom naar beneden en ik timmer je op je gezicht door heel de stad Los Angeles, ellendige onvergeeflijke grappenmaker die je bent.
Blasfemisch, zou je zeggen. Maar liever dit realisme dan de stichtelijkheid die de ellende van het leven wegmasseert. En dan: lees het Bijbelboek Job. Daar zegt de hoofdpersoon ook dingen tegen God waarbij menig gelovige zich de hand voor mond zou slaan – als hij het boek maar eens goed zou lezen en niet alleen de inleiding en epiloog.
Bij Fante staat er altijd ook wat tegenover. Soms is het twistgesprek met God de enige manier om de relatie met God vol te houden. Tot er andere tijden aanbreken. Zo ook bij Bandini.
Ik wist wat het was dat me overspoelde. Het was een groot wit kruis dat in mijn hersens stak en zei dat ik een dom schepsel was. […] Daar had je het, hardnekkig tot het eind, mij ervan verzekerend dat ik niet ontkomen kon aan wat ik gedaan had. Ik was katholiek.
Niet dat dit eind-goed, al-goed is. De tragiek blijft Bandini achtervolgen. Het boek waaraan hij zolang heeft gewerkt, zal worden uitgegeven. Maar Camilla? Ach, lees het zelf maar. Voor het geld hoef je het niet te laten. Dit boek en ‘De broederschap van de druif’, een andere roman van zijn hand, zijn voor een paar euro in een hardcover-versie deze weken te koop. Doen! En: laat je meeslepen!
Elke keer als Kim Putters voor de TV verschijnt, veer ik op. Hij heeft altijd iets zinnigs te melden. Putters was tot voor kort directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Bij wijze van afscheid schreef hij een boek met als ondertitel: Over de noodzaak van een verhaal voor onze samenleving. Dat wekte mijn nieuwsgierigheid nog eens extra.
Het moderne leven is ongevoelig geworden voor het niet te bevatten mysterie van ons bestaan – ziedaar de grondtoon van het boek van Jan Warndorff. Een religieuze grondtoon, zou je misschien zeggen. Maar het is geen religieus boek. Warndorff richt zijn pijlen op het westerse, zich superieur achtende denken dat óók gevoed werd door het christendom. Al is daarmee niet alles over religie of spiritualiteit gezegd.