Elke keer als Kim Putters voor de TV verschijnt, veer ik op. Hij heeft altijd iets zinnigs te melden. Putters was tot voor kort directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Bij wijze van afscheid schreef hij een boek met als ondertitel: Over de noodzaak van een verhaal voor onze samenleving. Dat wekte mijn nieuwsgierigheid nog eens extra.
De overheid is de burgers teveel als klant gaan zien en tegelijk als een verlengstuk van beleid. Daarom is ons land de BV Nederland geworden met aan de knoppen een management dat met spreadsheetdenken uitgaat van calculerende burgers. Gevoegd bij de nadruk op almaar beter presteren en zelfredzaamheid, is onze samenleving daardoor een prestatiesamenleving geworden waarbij een deel van de mensen op grote achterstand is gekomen. Aldus (erg kort door de bocht) de analyse van Putters.
Hij bepleit dan ook een samenleving waar de cijfermatig beleidsdenken plaatsmaakt voor een door burgers gedeeld verhaal. Dat vereist omdenken. ‘Blikwisselingen’ noemt hij dat. En die moeten dan leiden tot vergezichten. Dat gaat niet zomaar. Het vraagt met name van de overheid, maar ook van burgers, de bereidheid om te komen tot een sociaal contract.
Putters legt wat mij betreft de vinger op de zere plek. Maar hoe die zere plek moet genezen, daar vond ik geen duidelijk antwoord op. Ja, we moeten naar een ‘verhaal’. Maar hoe dat ‘verhaal’ er uit zou kunnen zien, bleef voor mij mistig. Er moet bijvoorbeeld meer vanuit mensen worden gedacht in plaats vanuit maatregelen. We moeten van cijfers naar integrale inzichten, en van markt naar gemeenschap en burgerinitiatieven. Maar meer dan wat eerste aanzetten in houtskoollijnen zijn dit niet.
Daarom was ik wat teleurgesteld. Ook omdat het taalgebruik van Putters zelf management-achtig is. Ik streepte wat dit laatste betreft deze zin aan: ‘Het vergt bijvoorbeeld scherpere inhoudelijke doelen om over beleidsterreinen heen op te sturen.’ Het is taal waar ik niet warm van wordt, integendeel, het is van een stroperigheid waarin ik vastloop. En zo zijn er meer voorbeelden.
Ik had bovendien het gevoel dat de Putters’ analyse van de BV Nederland niet diep genoeg ging. Is het niet zo dat het primaat van de economie onze hele samenleving doortrekt en dus ook de overheid in zijn greep heeft? Het bovennationale kapitalisme regeert tot in de haarvaten van de samenleving. Die maakt mensen tot object en de overheid is daar zelf mee besmet. Is het diepste probleem niet dat de nationale overheden onvoldoende greep hebben op de wereldwijde markteconomie of kritiekloos meedobberen op haar golven? Van markt naar gemeenschap, zoals Putters – en wij met hem – wil: vraagt dat niet (bijna?) het onmogelijke? Hoeveel gemeenschsappen zijn er wereldwijd al niet door de markt vernield?
Dat Putters maar moeilijk concreet wordt, lijkt hij overigens zelf te beseffen. In een epiloog vertelt hij dat hij als directeur van het SCP vaak gevraagd werd om ‘te komen inspireren’. Maar dat kan niet, is zijn stelling. Hij onderbouwt dat met het houvast dat hij vond in de Bijbelwetenschap. Hij wijst op het verschil tussen mechanische inspiratie en organische inspiratie. Bij de eerste is de Bijbelschrijver een passief doorgeefluik, bij de tweede is de hele persoon zelf betrokken.
Het genoemde theologisch onderscheid klopt. Maar de vergelijking rammelt een beetje. Ik begrijp dat hij ermee bedoelt dat men van hem geen ‘mechanische’ inspiratie moet vragen, maar dat inspiratie ook iets van ons vraagt: wij moeten daar zelf bij betrokken zijn. ‘In dit boek heb ik u willen laten zien dat de inspiratie voor een verhaal voor Nederland voor het oprapen ligt in de samenleving.’ Die hoopvolle toon door het boek heen doet trouwens goed.
Wat mij ook aansprak is zijn voortdurende nadruk op het feit dat grote groepen mensen in onze samenleving onvoldoende gehoord worden. Daarbij denkt hij aan hen die in onze samenleving op steeds grotere achterstand komen, maar ook aan de grote middengroep die in het huidige polarisatie-klimaat onvoldoende doorklinkt in de media. Hij is voor die groepen een onvermoeibaar pleitbezorger. Hun verhaal wil hij voor het voetlicht, zoveel is wel duidelijk. Toch inspirerend.
Ik heb schaamte altijd gekoppeld aan dingen die je zelf hebt gedaan maar die je liever verborgen houdt in de kelders van je leven. Maar de joodse psychiater Louis Tas (1920-2011) verbond schaamte ook met wat ánderen jou hebben aangedaan. In zijn geval: de verschrikkingen van de Holocaust. Zijn dochter Shula heeft op haar manier ook met dezelfde soort schaamte te strijden en schreef er een prachtig boek over.
‘Toen ze naar me keek bliksemde haat in haar ogen door het lokaal’. Arturo Bandini is een beginnend schrijver als hij in een café serveerster Camilla ontmoet. Ze krijgen een haat-liefde-verhouding waarbij aantrekken en afstoten elkaar afwisselen. Het is het verhaal van een duizelingwekkende klassieker die John Fante al in 1939 schreef. Nu voor een habbekrats te koop.