Je moet niet alleen boeken lezen die je vertellen wat je al wist of graag wilt horen. Daarom lees ik ook geregeld boeken uit christelijke stromingen die niet de mijne zijn. Zo bestelde ik dit boek - ook omdat het door de evangelische site ‘Christianity Today’ uitgeroepen werd tot het beste boek van het jaar 2020.
Rebecca McLaughlin durft hoog in te zetten. Ze bespreekt 12 grote vragen aan het adres van het christendom. Om er een aantal te noemen: zijn we zonder religie niet beter af? is religie niet de oorzaak van geweld? praat de Bijbel slavernij goed? hoe kan een liefhebbend God mensen naar de hel sturen?
Wat zij wil is: voor het forum van wetenschap en niet-christelijke mensen uitleggen wat voor goede papieren het christelijk geloof heeft. Maar ik vrees dat deze doelgroep niet onder de indruk zal zijn van haar argumenten. Ze haalt wel veel christelijke wetenschappers aan (opvallend veel van het Massachusetts Institute of Technology), maar dit lijkt meer ter geruststelling van christelijke lezers zelf.
De schrijfster heeft zeker een brede kennis. Ze schrijft ook goed. En ze weet argumenten van anderen – vooral van notoire atheïsten als Dawkins – vaak goed te ontkrachten. Maar er zit een stramien in het boek dat de beantwoording van de hete hangijzers tot een voorspelbare zaak maakt. Ze nuanceert, geeft toe dat het christendom de schijn en zichzelf (!) soms tegen zich heeft, vertelt graag dat zij andersdenkende vrienden heeft met wie zij in gesprek gaat, maar het komt – om zo te zeggen – altijd goed. Natúúrlijk zijn we beter af met het christendom, is het echte christendom tegen geweld, is het geen vrouwonvriendelijke religie, etc.
Nou ja, goed komen? Behalve voor homo’s dan, want praktiseren mag niet: de Bijbel verbiedt het immers. En daar wringt de schoen een beetje, want niet alleen het godsbeeld van McLaughlin is erg theïstisch, haar Bijbelgebruik is ook nogal biblicistisch. Daarom kan ze homoseksualiteit (ondanks het feit dat zij zegt zelf een seksuele voorkeur voor vrouwen te kennen!) ook op één hoop gooien met immoraliteit en ontspoort ze nog weleens met opmerkingen als ‘same-sex marriage is a biological dead end’. Dat laatste zal feitelijk een waarheid als een koe zijn, maar in de context van haar betoog klinkt het als een morele doodsteek. En dan haar suggestie dat homoseksualiteit voor de meesten een keuze is – stuitend!
Het eind van het liedje is altijd dat de Bijbel gelijk heeft en het christendom stand houdt in het vuur van de twaalf vragen. De titel (‘Confronting Christianity’) is dan ook wat misleidend. Het boek is bij voorbaat een verdediging en geen echte confrontatie van het christendom. En in die verdediging slaagt McLaughlin, gezien de prijs die het kreeg, kennelijk voor haar eigen achterban glansrijk. Maar ze is als een dominee die aan het begin van de preek een prangende vraag stelt waarvan je weet: het klassieke antwoord ligt al klaar. Het boek van McLaughlin verraste mij dan ook niet echt. En dan: haar versie van het christendom is de mijne niet.
‘Als ik kon geloven dat op de barricades klimmen het lot van de mens ook maar een piepklein beetje zou verbeteren, zou ik het doen.’ Maar Joan Didion is geen wereldverbeteraar. Ze is wel een scherp waarnemer. De essays van haar hand die nu in het Nederlands zijn vertaald, zijn genadeloze waarnemingen en analyses die – en dat is de rode draad – het op dat moment geldende verhaal durven tegenspreken.
Dit Engelse werk uit de 14de eeuw is een van de hoogtepunten van de mystieke literatuur. Al langer stond het op mijn lijstje te lezen boeken. Nu de vertaling opnieuw verscheen, kon ik er mee kennismaken. Ik was onder de indruk van de eenvoud, wijsheid en bescheidenheid van de anonieme schrijver.