In onze tijd is geloven minder dan ooit vanzelfsprekend. Sterker, religie wordt vaak gezien als een fenomeen uit een primitievere fase van de mensheid. De eis aan christenen om zichzelf te verantwoorden wordt dan ook steeds dwingender. Het zijn vooral literatoren die deze taak op zich nemen. Hans van Stralen schreef er een verrassend boek over. Hij laat zien hoe anders dat zij te werk gaan dan de apologeten in het begin van de kerkgeschiedenis.
De schrijver beweegt zich net zo gemakkelijk op het terrein van de theologie en de filosofie als de literatuurwetenschap. Zijn boek getuigt dan ook van een brede blik. Van Stralen laat zien dat de geloofsverdedigers van de eerste eeuwen erop uit waren tegenstanders van gedachten te veranderen. Men wilde een vijandelijk wereldbeeld ontkrachten. De apologeten van vandaag gaan anders te werk. En het zijn opvallend vaak schrijvers.
De literaire verdedigers van het christendom worden door Van Stralen geplaatst in de traditie van de theoloog Schleiermacher (1768-1834). Deze probeerde zijn tegenstanders niet rationeel te overtuigen, maar wilde ruimte willen scheppen voor het goed recht van een (vaak individuele) religieuze ervaring of praktijk. Deze houding is mede ingegeven door de Romantiek, de tijd waarin de individuele ervaring op de voorgrond trad, maar die ook hedendaagse schrijvers tot de hunne maken.
Na een terugblik op een vijftal schrijvers uit de oudheid, bespreekt Van Stralen een aantal literatoren, te weten De Chateaubriand, Chesterton en de Nederlanders Gerard Reve, Frans Kellendonk en Willem Jan Otten. En daar werd het voor mij leuk, want spannend en actueel. In mijn ogen zijn vooral de drie laatstgenoemden de meest spraakmakende mensen die zich publiek roer(d)en.
‘De literaire apologie’ laat zien dat Gerard Reve nieuwe strategieën ontwikkelt die door Kellendonk en Otten worden overgenomen. Kellendonk is in zoverre een uitzondering in het rijtje dat hij geen duidelijke keuze maakt voor het christendom, maar wel aanvallen op religie probeert te ontmantelen. En bij Otten neemt het verlangen naar geloof en de angst het weer te verliezen aan belangrijke plaats in. Maar ze hebben gemeen dat ze een eigen idioom vinden om hun (verlangen naar) geloof
In kerk en theologie bestaat nog steeds weinig oog voor het feit dat het vooral schrijvers zijn (samen met een cabaretier als Herman Finkers bijvoorbeeld) die in de publieke ruimte stem geven aan het christelijk geloof. Ook de wijze waarop (het nauwelijks gebruik maken van rationele of leerstellig argumenten) verdient meer aandacht. Daarom is dit boek met name voor de theologie van belang. Maar ook voor lezers van romans en gedichten
Ik fronste één keer mijn wenkbrauwen: Van Stralen zegt dat, waar Willem Jan Otten komt te spreken over het geloof, hij vaag blijft. Maar me dunkt: diens hameren op de incarnatie (de menswording van God) is toch behoorlijk omschreven te noemen! Maar Van Stralen maakt het wat mij betreft weer goed in zijn slothoofdstuk. Daarin toont hij aan dat atheïstische critici van het christelijk geloof, zoals Herman Philipse, Dick Swaab en vooral Richard Dawkins, een stuitend gebrek aan kennis van hun onderwerp etaleren.
Sam Phillips was de legendarische platenbaas van SUN-records. Hij ontdekte een schaar van artiesten: Elvis Presley, Johnny Cash, Carl Perkins, Jerry Lee Lewis, Roy Orbinson. Maar bovenal veranderde hij het landschap van de popmuziek ingrijpend. Zijn biografie kreeg van de schrijver zelfs de ondertitel ‘The Man Who Invented Rock ‘n’ Roll’ mee.
Lees meerPhilip Norman waagde zich aan een biografie van Paul McCartney. Hij zegt in het begin een criticus geweest te zijn, maar dat Paul zo genereus was om voluit mee te werken aan deze levensbeschrijving. Maar zo kritisch blijkt Norman niet. Hier en daar sijpelt een mateloze bewondering tussen de zinnen het boek binnen.
Lees meer