Waarschijnlijk kent u het tv-programma. Of anders hebt u er wel van gehoord, want het is mateloos populair. Ik heb het over ‘We zijn er bijna’. Het gaat over ouderen die een campingreis maken. In colonne rijden de deelnemers in een ver buitenland van punt naar punt. De reis voert naar de prachtigste plekjes.
Het programma kent vaste onderdelen. Het inparkeren van de caravans en campers. De borreluurtjes. Het onvermijdelijke jeu-de-boulen. En vooral natuurlijk de excursies naar dorpjes en steden. En dat alles in een heerlijk traag tempo. Waarna de haringen van de voortenten weer uit de grond worden gehaald, de steunen onder de caravans weer ingedraaid. Ze moeten weer verder.
Ik zei al: het programma is mateloos populair. Maar waarom? Misschien wel vanwege dat trage tempo. We leven in een jachtige tijd waarin mensen wat vertraging kunnen gebruiken. Maar ik denk ook dat het populair is vanwege het onderweg-zijn en telkens wisselende landschappen. Het is een mooie mix van stilstaan en weer verder.
Daarmee staat het symbool voor het leven zelf. En voor geloven. Ik moet denken aan een oude geloofsbelijdenis van Israël: ‘Mijn vader was een zwervende Arameeër’ (Deut. 26, 5). Een wonderlijke tekst, want wie was die vader en waarom dat woord ‘Arameeër’? Waarschijnlijk werd er Jacob mee bedoeld die naar Aram moest vluchten.
Maar die geloofsbelijdenis wil vooral iets wezenlijks van het geloof zelf duidelijk maken: het wortelt in zwerven. Geloven is een vorm van onderweg zijn. Er zijn pleisterplaatsen. Maar de haringen mogen nooit te diep in de grond. Je moet weer verder. We zijn er bijna, maar nog niet helemaal.
Net als ‘We zijn er bijna’ en de weg van die zwervende Arameeër van vroeger is geloven een mix van rustpunten en weer opbreken. Wie zijn haringen niet meer uit de grond kan of wil trekken, blijft steken in een vaststaand in/uitzicht. Maar wie geen rustpunten kent, raakt buiten adem. Het gaat om de afwisseling.
Christenen werden aanvankelijk geen christenen genoemd. Ze heetten ‘mensen van de Weg’ (Hand. 9,2): de weg die Jezus ging en was. Een veel mooier benaming, vind ik, dan het pretentieuze ‘christen’. Zoals iemand zei: ‘Een christen is iemand die weet dat hij het niet is’ (W.H. Auden). We zijn er nog niet. We zijn op weg.
De vakantietijd komt er aan. Hij is voor sommigen zelfs al begonnen. Zoals voor mij. Ik keek er net zoals alle andere mensen naar uit. Je kunt weer even opademen. Een vergeten kant van je naar boven laten komen. ‘De dromende ziel’ noemde een dichter die vergeten kant. Dit in tegenstelling tot ons ‘daglicht-ik’: de kant van onszelf die de dagelijks boventoon voert.
Lees meerGeen opwekkend woord voor een stukje over advent: ‘duisternis’. Moet het op deze plek niet juist gaan over licht dat gloort? Niet te snél naar het licht, zou ik willen zeggen. Het kan te gemakkelijk zijn. Je masseert er misschien te voorbarig mee weg dat we leven in een donkere wereld.
Lees meer