We zien ze als we over de snelweg rijden: parkeerplaatsen vol vrachtwagens. Wie de moeite neemt om even van de weg af te gaan om de vrachtwagens van dichtbij te bekijken, ziet al snel chauffeurs die bij elkaar zitten, eten klaarmaken (vaak in de laadruimte) en zich vervelen.
Het zijn meestal mannen uit Oost-Europese landen. Hier onderbetaald, maar niet naar hun eigen maatstaf: ze verdienen meer dan in hun eigen land mogelijk is. Maar daar moeten ze wel wat voor opofferen. Ze zijn maanden van huis, zijn eenzaam, vaak uitgeput, kortom hebben een ongezond leven.
De Belgische filmmaker Peter Triest volgde drie jaar lang een van hen: Petar Bonchev, Bulgaar van geboorte. Hij heeft een vrouw en een zoontje: Jordan, ook wel Dani genoemd. In de documentaire A Parked Life vertelt Petar hoe hij aan de naam kwam. In een droom verscheen zijn toekomstige zoon. Het kind gaf Petar de opdracht hem Jordan te noemen. Wakker geworden keek hij op het internet en vond dat de naam kwam van de rivier de Jordaan, waarin ook Jezus was gedoopt.
De documentaire geeft een indringend beeld van de uitzichtloze positie van Petar. Ergens in de film vertelt hij dat hij telkens drie maanden van huis is. De eerste maand is er heimwee naar huis. De tweede maand is hij een robot die gevoelloos zijn werk doet. De derde maand is hij uitgeput. Zo rijdt hij dag in, dag uit over de wegen van Europa. Hij doet het werk om zijn gezin te onderhouden, maar we zijn er getuige van dat hij steeds meer vervreemdt van zijn echtgenote.
We zien hem aan het begin van de docu zijn aardappelen schillen in de cabine terwijl hij beeldbelt met vrouw en kind. Zijn ogen gaan glimmen als hij Dani spreekt. Lieve woorden gaan heen en weer tussen Petar en zijn vrouw. Maar gaandeweg de docu komen er spanningen. De manier van leven gaat zijn tol eisen.
De spanningen komen tot een hoogtepunt als blijkt dat zijn vrouw Dani laat dopen zonder dat Petar er bij is. Ook zijn familieleden zijn niet uitgenodigd. Hij is er stuk van. Ontroerend is de scene waarin we zien dat Petar ergens een kerk binnengaat om er stikalleen te bidden.
Natuurlijk zie en hoor je maar één kant van het verhaal: dat van de man die op desolate parkeerplaatsen de tijd probeert te doden, zijn potje kookt en provisorisch de was doet. Zijn vrouw zal haar eigen verhaal hebben. Maar je bent geneigd partij te trekken voor deze man die zoveel opoffert om zijn gezin te onderhouden.
Ik heb – toen ik nog gemeentepredikant was – in mijn gemeente eens de positie van internationale chauffeurs aan de orde gesteld. Het was een heel sociale gemeente. Veel gemeenteleden waren schuldhulpmaatje of taalhulp voor vluchtelingen. Ik dacht: zouden we ook iets voor deze chauffeurs kunnen doen? Ze stonden ook bij Papendrecht weekend na weekend op de parkeerplaats van de snelweg. Maar ik kreeg er de handen niet voor op elkaar. Sterker, ik ondervond alleen maar weerstand.
Ik kon de docu vorig jaar niet zien in de bioscoop, maar nu was hij kort geleden op tv. Na het zien werd mijn vraag alleen maar urgenter: waarom is er in West-Europese kerken geen aandacht voor? Het is een blinde vlek op het kerkelijk netvlies. De uitbuiting van de arbeider is ook in Europa nog geen verleden tijd.
(De documentaire is hier nog steeds te zien)
De eerste bundel die ik van hem had, was ‘Bid om vrede’. Het was tijdens mijn studie en Oosterhuis was mateloos populair. Ik praat over begin jaren zeventig. Toen al werd er gesproken over ‘Maak van mijn bedehuis geen Oosterhuis’. Een aantal jaren zakte mijn belangstelling voor hem weg. Want inderdaad, het was wel erg veel Oosterhuis.
Lees meerDeze weken kijken wij thuis naar ‘B&B vol liefde’ (ik geef het graag toe: guilty pleasure). Alleenstaande eigenaren van een Bed and Breakfast in het buitenland krijgen liefdeskandidaten op bezoek met wie zij kunnen kijken of het klikt. Een aantal van die eigenaren (voor de kenners: Joy en Walter) zijn zelfverklaard spiritueel en hun gasten ook. Het brengt een apart soort taaltje met zich mee. Met dito rituelen.
Lees meer