De boeren en de stikstofcrisis bepalen het nieuws. Bij elk nieuw bericht daarover moest ik de laatste dagen steeds sterker denken aan Wendell Berry. Hij is Amerikaans schrijver, essayist, dichter en…boer. Al decennia lang waarschuwt hij voor de industrialisatie van de landbouw.
Inmiddels is Berry 87 jaar. Of hij nog steeds boert, weet ik eigenlijk niet. Maar al in 1965 gaf hij een hoogleraarschap op om een klein boerenbedrijfje te gaan beginnen. Hij koos ervoor om ecologisch te werken. Ploegen doet hij met paarden. Zie het als een soort verzetsdaad tegen de genoemde industrialisatie. Maar hij kon er altijd goed van leven.
Berry schreef er essay na essay over. Zijn voornaamste bezwaar tegen de agro-industrie: ze dwingt de boeren steeds meer tegen steeds lagere prijzen te ‘produceren’. Daarbij ontstaat een ‘economie van het gebruik’ terwijl we ook een ‘economie van de teruggave’ nodig hebben. De gedachte verdient een citaat (de vertaling is van mij):
Als we geloofden dat het bestaan van de aarde geworteld is in mysterie en in heiligheid, dan zouden we een andere economie hebben. Het zou nog steeds een gebruikseconomie zijn, het kan niet anders, maar het zou ook een economie van teruggave zijn. De economie zou ruimte maken voor de noodzaak om de gaven die we ontvangen en gebruiken waard te zijn, en dit zou een teruggave inhouden in de vorm van boetedoening, lofprijzing, dankbaarheid, verantwoordelijkheid, goed gebruik, goede zorg en een gepaste achting voor toekomstige generaties. Wat opvallend afwezig is in de industriële economie en industriële cultuur is dit idee van teruggave.
Let wel, dit is een algehele cultuurkritiek. Maar Berry past het voornamelijk toe op de landbouw en veeteelt.
Het boerenbedrijf is ook in ons land onderdeel van een hele industrie waarin menig boer ingekapseld is. Veevoederbedrijven, zuivelcoöperaties, banken, ondernemingen voor technologische innovaties, leveranciers van gewasbeschermers, supermarkten – ze vormen machten die de boer gevangen houden in een systeem dat niet van ‘teruggave’ weet.
Een aantal jaren was ik predikant in het Westland. Bijna alles is daar tuinbouw of ermee verbonden. Ik herinner me conversaties als deze: (ik tegen een tuinder:) ‘Wat een prachtige Mercedes, zeg!’ – ‘Ja, maar wel met een Rabo-kleurtje’. Ze waren altijd eerlijk, de tuinders: de auto was met geleend geld gekocht. Lenen was er geen probleem. De bank bedong bij een nieuwe (vooral grotere) tuinderij vaak ook het plaatsen van een groot huis, want – zo was de redenering – dan was de tuin bij gedwongen verkoop beter van de hand te doen.
Inmiddels is de Rabobank uit veel dorpen in Nederland verdwenen, maar in het Westland heeft die het formaat van een tempel aangenomen. Voor mij staat hij symbool voor de hele agro-industrie waarin de boeren én tuinders steeds meer zijn aangespoord om meer voor minder te produceren – en voornamelijk voor het buitenland.
Je zult maar als boer meegegaan zijn in die beweging en investering op investering hebben gedaan en dan nu gedreigd worden met onteigening. De agressie van veel boeren is de buitenkant van een wanhoop die geen kant op kan. Maar tegelijk hebben ze ook boter op hun hoofd. Hun kritiek past ook hun eigen industrie die jaar op jaar gericht was op het vertragen en tegengaan van de transitie. Ze hadden beter moeten weten. Maar wij ook. Want het is niet alleen het probleem van de boeren. Ook van ons. Nog één citaat van Berry:
De industriële mens verhoudt zich tot de wereld en haar schepselen met tamelijk directe daden van geweld. Meestal nemen we zonder vragen, gebruiken zonder respect of dankbaarheid, en geven niets terug.
Wij zijn zelf die mens. En daarom is het probleem zo groot. Te groot om alleen bij de boeren neer te leggen. Al zijn zij het óók zelf. Tractoren als wapens – het is onthullend. Ik denk aan de paarden van Berry.
(Ik citeerde uit het essay ‘The Agrarian Standard’, verschenen in de bundel ‘The World-Ending Fire’)
Deze week hoorde ik het aangrijpende verhaal van Henri Seepers. Hij wist ternauwernood te ontkomen aan een aanslag. Toen hij lag te slapen werd een bom door de ruiten gegooid waarna zijn woning meteen in lichterlaaie stond. Maandenlang sliep hij daarna (natuurlijk elders: zijn huis was onbewoonbaar) met zijn kleren aan in de vluchtmodus, lijf en ziel overgenomen door PTSS.
Lees meer