Ik hoor het tikken van de klok weer. De klok waarmee het nummer ‘Russians’ van Sting begint. Hij schreef het ten tijde van de Koude Oorlog. In het dagelijkse nieuwsprogramma ‘Met het oog op morgen’ werd het destijds bijna dagelijks gedraaid. Met dat sinistere thema dat Sting leende van Prokofiev.
De schok over de inval in Oekraïne grijpt iedereen naar de keel. Wie je ook tegen het lijf loopt, iedereen begint er over. Ook ik raak er niet over uitgedacht. Ik kan me niet heugen dat een oorlog mij zo aangreep. In mijn geheugen leeft nog het beeld van de oude vrouw in Kosovo die onder een laag dekens in een kruiwagen lag: haar kinderen waren op de vlucht, maar moeder kon niet meer lopen, en dus moest het zo. Maar over de beelden van toen komt nu een nieuw laag – en een geluid. Het geluid van het kind dat ineens in paniek begint te krijsen, nadat je ziet dat er dichtbij een raket inslaat. Zelfs bij de zoveelste herhaling kruipt het koud langs mijn ruggengraat naar boven en blijft maar in mijn kop zitten.
Ik hoor het tikken van de klok weer. Ik voel weer de beklemming. Het was de tijd van het doemdenken – een woord dat werd bedacht door Van Kooten en De Bie. We waren maar een druk op de knop verwijderd van een kernoorlog waarvan iedereen wist dat de wereld die misschien niet zou overleven.
Ik hoor het tikken van de klok weer. Het is lang weggeweest, maar het is terug. En ik hoor die stem van Sting: Mister Krushchev said, “We will bury you” / I don’t subscribe to this point of view / It’d be such an ignorant thing to do / If the Russians love their children too. Chroesjtsjov is terug, in de vorm van Poetin. Maar of hij zo’n hoeder is van zijn eigen kinderen?
Ik hoor het tikken van de klok weer. En voel de bijbehorende machteloosheid van toen. Ik plaats onbeholpen een Oekraïns vlaggetje op mijn profielfoto en maak natuurlijk geld over naar het Rode Kruis. En hier in de buurt worden spullen voor Oekraïne ingezameld. Maar de hele dag tikt de klok in mijn hoofd. In Europe and America there’s a growing feeling of hysteria. De schoften zijn terug – tot in ons eigen parlement.
Er zijn van die zinnen die je raken en je vervolgens gaan vergezellen door de tijd. Zo'n zin is voor mij een regel van Arnold van Ruler (theoloog, 1908-1970). Hij staat in een kort essay getiteld ‘De naaste als evangelie’. Wat is het eerste dat de naaste in ons opwekt, zo vraagt hij zich daarin af. Dan komt die zin: ‘Misschien wel medelijden, ook hij staat voor de zware taak, er te zijn – als mens!’
De afgelopen maanden las een wereldwijde leesgroep in 100 dagen ‘De goddelijke komedie’, het legendarische en monumentale epos uit de Middeleeuwen, geschreven door Dante Alighieri. Ook ik deed mee. Het begon in september en eindigde op Stille Zaterdag. Ik printte telkens het leesschema uit en vinkte trouw elk gelezen canto (het dichtwerk telt 100 zangen of canto’s) af.