Ik was ooit te gast bij het tv-programma ‘Tijd voor Max’ vanwege de Johnny Cash-kerkdiensten die ik deed. De sympathieke Wubbo Ockels zat ook aan tafel. Wat zeg ik: aan tafel? Toen de vaste begeleidingsband van de Cashdiensten in de studio een lied ten gehore bracht, stond hij op en swingde mee. Na het lied zei hij: ‘Dan wil je wel altijd naar de kerk!’
Ik waardeerde zijn enthousiasme, maar kon het zelf wel relativeren. Ook Johnny Cashdiensten zullen de kerk(dienst) niet redden. Het waren eenmalige evenementen waar vogels van divers pluimage, gelovig of niet, samengebracht werden rond goede muziek en een heldere spirituele boodschap. Ik genoot ervan. En het heeft me veel mooie en verrassende contacten opgeleverd. Ze hebben dus zeker bestaansrecht!
Maar vraag me niet zulke diensten te doen op zondagmorgen, want de ‘gewone’ dienst is mij heilig. Het vaste ritueel met mooie liederen uit één mond, de tred van de vaste lezingen volgens rooster, het drie-gangen-menu van de liturgie – het is onze corebusiness. We voegen ons met dit collectief voltrokken ritueel in de gang van het kerkelijk jaar. Ik geloof er in.
Afgelopen zondag mocht ik in Rijsoord voorgaan. Vooral veel grijze duiven. Maar toen die het licht van Christus begonnen te bezingen, droeg hun lied ook mij. ‘Schijn door het duister’ zong het koor van merendeels oude kelen. Het snoerde mijn keel dicht. We hebben thuis momenteel ook wat duister te verhapstukken. Even in het midden latend wat ons ‘duister’ is, het gaat nu hierom: het collectief voltrokken ritueel zorgt voor spiritueel drijfvermogen. Het raakt je, draagt je, tilt je op – tot op de preekstoel. Niet altijd, ik geef het graag toe. Maar je loopt een grote kans. Groter dan wanneer je thuis blijft.
Het collectief voltrokken ritueel leeft van dat woordje ‘collectief’: de min of meer vaste kern die door de Engelse dichter W.H. Auden ‘a community in action’ werd genoemd. De actie zat voor hem in het gezamenlijk dragen en zo goed mogelijk uitvoeren van het ritueel. Je hoeft het zelf niet te maken, je treft het aan, het is van generatie op generatie doorgegeven en nu dragen wij, de harde kern van de club, het op onze manier verder. Saai misschien, maar niet zonder kracht.
Ik moest aan dit alles denken naar aanleiding van publicaties over het tekort aan predikanten en de draaglast die jonge predikanten ervaren. Van hen wordt vaak verwacht dat ze de kerk(dienst) redden. Maar met de titel van een lied van Maarten van Roozendaal in gedachten (‘Red mij niet’), zou ik zeggen: doe het niet. Experimenteer er voor mijn part op los, want het is niet of-of, maar blijf vooral denken aan het woord van Jezus: ‘Wat baat het een mens om de hele wereld te winnen, en schade te lijden aan zijn ziel?’
Ik heb meerdere perioden in mijn predikantschap meegemaakt dat ik mijn eigen ziel tekort deed met hardnekkige pogingen groepen mensen te bereiken. Wie zich te ver uitrekt, verrekt altijd wel iets. Reik dus niet te ver, zou ik zeggen. Er is in de loop der tijd ontzettend veel energie gestoken in initiatieven die niet werken. Steek energie in het eenvoudige handwerk van de predikant. En als je nog energie over hebt, ga vooral je gang. Maar ga de kerk niet redden.
(Het fragment over de Johnny Cashdiensten in ‘Tijd voor Max’ is vanaf 37 minuten hier te zien)
Vorige week werd bekend dat na prinses Amalia nu ook ex-minister Grapperhaus wordt beveiligd: er is sprake van bedreiging vanuit de georganiseerde misdaad. Kort daarvoor was in Antwerpen bij drugs-gerelateerd bendegeweld een kind omgekomen. Na de aanslagen op Derk Wiersum en Peter R. de Vries gaat de oorlog dus onverminderd door. Het wordt dan ook des te klemmender nog eens te wijzen op de sponsors van deze oorlog: de gebruikers.
De eerste bundel die ik van hem had, was ‘Bid om vrede’. Het was tijdens mijn studie en Oosterhuis was mateloos populair. Ik praat over begin jaren zeventig. Toen al werd er gesproken over ‘Maak van mijn bedehuis geen Oosterhuis’. Een aantal jaren zakte mijn belangstelling voor hem weg. Want inderdaad, het was wel erg veel Oosterhuis.
Lees meer