Vanmorgen maakte ik weer eens een ommetje in de buurt. Het was de eerste echte herfstdag, er stond wel een flinke wind, maar het zonnetje scheen, dus de wandelschoenen aan. Ik liep het mij vertrouwde rondje polderwegen. Onderweg zag ik nu van dichtbij waar ik in mijn automobiel gezeten sneller overheen ga: modder op de weg.
Vorig jaar ging ik met een wandelvriend erop uit. Toen hij zijn auto geparkeerd had bij onze wandelplek, zei hij: ‘Je kan wel zien dat ik in de Hoeksche Waard ben.’ Zijn kort daarvoor nog blinkende bolide zat onder de modder. Ja, wie in de herfst onze streek bezoekt, moet rekenen op modderwegen. Het is de bietencampagne en dan komen van het natte land de tractoren met hele modderkluiten aan de enorme wielen de weg op en laten daar een spoor van blubber achter.
Ik heb nu in mijn leven in totaal zo’n vijftien jaar in de Hoeksche Waard doorgebracht, maar voor het eerst gingen de modderwegen mij irriteren. Ik weet ook waarom: die alomtegenwoordige omgekeerde vlaggen. Ik zag ze tot diep in Zeeland en Drenthe kilometers lang naast de snelwegen opgesteld. En ook op binnenwegen ontbreken ze niet. Ze blijven maar wapperen. Ook in onze Waard.
Alle begrip. Dacht ik. Maar mijn irritatie vanmorgen verraadde iets anders. ‘Dat vervuilt onze wegen, ruimt het niet op, maar eist voor zichzelf wel alle ruimte.’ Zoiets. Ik schaam me er een beetje voor, want wie in de Hoeksche Waard komt wonen, weet het van te voren. Hoewel? Ik herinner me van vorig jaar een boer hier in de buurt die overdag de weg flink had bemodderd, maar ’s avonds de hele weg had schoongespoten. Het kan dus.
De hele droge zomer lang hebben tractoren water uit de sloot staan pompen om de gewassen te beregenen. Waarom diezelfde pompen dan nu niet ingezet om de tractoren voor ze de weg op gaan schoon te spuiten? Volgens mij zijn boeren het ook nog eens verplicht.
Mopperend rijd ik nu wat vaker naar de wasstraat. Maar als ik op de terugweg een waarschuwingsbord ‘Modder!’ (of zoals in Zeeland ‘Slik!’) zie, voel ik de ergernis weer eens extra opkomen. Ik zou wel een of andere vlag op mijn auto willen zetten. Maar ik heb alleen maar woorden. Bij dezen een bescheiden protestje.
Deze week hoorde ik het aangrijpende verhaal van Henri Seepers. Hij wist ternauwernood te ontkomen aan een aanslag. Toen hij lag te slapen werd een bom door de ruiten gegooid waarna zijn woning meteen in lichterlaaie stond. Maandenlang sliep hij daarna (natuurlijk elders: zijn huis was onbewoonbaar) met zijn kleren aan in de vluchtmodus, lijf en ziel overgenomen door PTSS.
Vorige week werd bekend dat na prinses Amalia nu ook ex-minister Grapperhaus wordt beveiligd: er is sprake van bedreiging vanuit de georganiseerde misdaad. Kort daarvoor was in Antwerpen bij drugs-gerelateerd bendegeweld een kind omgekomen. Na de aanslagen op Derk Wiersum en Peter R. de Vries gaat de oorlog dus onverminderd door. Het wordt dan ook des te klemmender nog eens te wijzen op de sponsors van deze oorlog: de gebruikers.