De kaartjes lagen al meer dan twee jaar klaar. Maar eindelijk zou het ervan komen: na twee keer een jaar uitstel vanwege corona kwam Eric Clapton naar de Ziggo-Dome. Maar het was alsof ik er een voorgevoel van had: ik stond niet meer echt te springen.
Hij was mijn jeugdheld. Ik bewaar nog altijd het eerste singletje dat ik van hem kocht (‘Anyone for Tennis’ van Cream). En de eerste keer dat ik hem live zag was in 1978 in De Kuip. Hij speelde in het voorprogramma van Bob Dylan. Het nummer ‘Cocaine’ deed het stadion vervaarlijk op zijn grondvesten schudden en ik schudde mee. Wat een gitaarspel! Toen was de destijds nog maar 33-jarige al een veteraan met de Yardbirds. Bluesbreakers, Cream, Blind Faith en Derek & the Dominos op zijn CV. Op de toppen van zijn kunnen.
Ik moest en zou er dus de laatste keer dat hij Nederland zou aandoen (het ging om een afscheidstournee) bij zijn. Maar ik had ook wel wat twijfels. Wat waren nu eigenlijk zijn laatste hoogtepunten? Die dateerden al van dertig jaar geleden. Ik twijfelde dan ook: zou het allemaal nog wel zo urgent zijn? Maar ik drukte mijn twijfels weg. Het ging immers wel om de gitaarheld waarover ik zelf als 14-jarige in Londen nog de graffitispreuk op de muren heb gezien: ‘Clapton is God’. Op naar Amsterdam dus.
We waren op tijd, dat wil zeggen: veel te vroeg. Want hoewel als begintijd van het concert 20:00 uur was aangekondigd, bleek er eerst een voorprogramma dat maar duurde en duurde. Om 21:00 uur verscheen de grote Clapton ten tonele. Nou ja, de ‘grote’ Clapton… De kaartjes waarvoor eega en ik samen zo’n 220 euro hadden betaald, waren voor een plek in de bovenste hoek achterin, allerachterste rij, van waaruit Clapton ineens niet meer groot was maar een piepklein poppetje. Maar ook die opkomende wrevel drukte ik weg. Clapton ging beginnen. Op het scherm bleek hij goed te volgen – in zwart-wit, dat weer wel.
Laat ik het niet lang maken: het viel toch wat tegen. Natuurlijk, Clapton is natuurlijk nog steeds die gitaarvirtuoos die hij altijd was. Met name de akoestische set die hij speelde, kon mij daarom heus nog wel bekoren. Maar of de man zelf nog veel speelplezier heeft? Het leek allemaal wel erg op de automatische piloot. Er was nauwelijks interactie met het publiek (‘Thank you’), en ik heb hem nauwelijks oogcontact zien maken met zijn medespelers. Een vreugdeloze verplichting – dat leek het voor hem.
Het programma was een staalkaart van de hoogtepunten van zijn carrière vanaf Cream tot aan ‘Unplugged’. Wat dat betreft kon het niet beter. En er zaten verbluffende stukjes bij, zoals bijvoorbeeld de versieringen rond ‘I Shot the Sheriff’. Of het door organist Paul Carrack (!) swingend gespeelde en gezongen ‘Next Time You See Me’. Maar het vleugje enthousiasme dat bij me bovenkwam werd al snel weer gedoofd bij het volgende toch wat obligaat gespeelde nummer. Het ging niet echt voor me leven. Of is het dat de oude bluesnummers zoals ‘Key to the Highway’ of ‘Crossroads’ voor mij hun urgentie wat hebben verloren? Dat zou ook kunnen. Ik loop er nog op te kauwen.
Omdat ik de speellijst al had bekeken (op het handige www.setlist.fm) wist ik ongeveer wanneer het laatste nummer zou komen. We nokten net daarvoor af. We moesten nog met de trein en de auto. Maar ik had het ook wel weer gezien.
Ver over twaalven waren we thuis. Ik nam me voor om nooit meer zoveel neer te tellen voor een concert van een oude held. Nou ja, nog één keer dan: de Stones straks in Brussel. Maar die hebben er nog altijd plezier in, zoals is te zien in talloze filmpjes. Je kunt niet zeggen dat God dood is (Clapton was dat voor mij al nooit, God, bedoel ik) -, maar wat blasé is hij wel geworden. Of ben ik het zelf?
(Het hele concert is hier te zien:)
De boeren en de stikstofcrisis bepalen het nieuws. Bij elk nieuw bericht daarover moest ik de laatste dagen steeds sterker denken aan Wendell Berry. Hij is Amerikaans schrijver, essayist, dichter en…boer. Al decennia lang waarschuwt hij voor de industrialisatie van de landbouw.
Lees meer