We zijn sinds een paar maanden verhuisd. Het nieuwe huis is beduidend kleiner dan het vorige. Hebben we bewust voor gekozen. Maar het houdt wel in dat je afstand moet doen van een aantal dingen. In februari moest mijn preekarchief er aan geloven (zie een eerdere column). Vervolgens veel boeken.
Ik mocht zo’n 55 meter aan boeken overhouden. Meer kan er in de nieuwe werkkamer niet in. Maar we hadden beduidend meer meters! Twee kamers vol. En dus hebben we menige doos weggebracht. Of weggegeven.
Pijnlijk proces? Nee hoor. Je wordt gedwongen om na te gaan wat wezenlijk is en van waarde. Maar dat blijken met name theologische boeken wonderlijk genoeg niet: juist daarvan konden er heel veel weg! Ik moet de laatste tijd dan ook veel denken aan wat een trainer in pastorale vorming me ooit zei: ‘Van de theologische studie heb ik drie of vier zinnen van waarde overgehouden.’
Dat laatste is wel wat weinig. Maar ik vond het toch wel een ontnuchterende ervaring dat ik zoveel theologische boeken niet zou missen. Wat er mis mee was? Niks natuurlijk. Maar ze waren me of te dogmatisch geworden of bleken onderhevig aan de waan van de dag en dus hopeloos verouderd. Dat laatste bleek zelfs vaak het geval. Toch wonderlijk voor een vak waarin men zelf vaak de waan van de dag bekritiseert! Dat geeft te denken.
Hoe dan ook, alleen klassieke krakers, mystieke werken en boeken die me gevormd hebben, gingen mee. En de rest? Zelfs tweedehandsboekhandelaren gaven er niets voor! Gelukkig bleek een Rooms-katholiek priester geïnteresseerd in een reeks boeken over het Oude Testament. Hij mocht ze gratis van me meenemen. Ik werd bedankt met een toepasselijk presentje: een fles wijn koosjere wijn uit Israël.
Toen Ruud Lubbers stopte met werken, vroeg een journalist: ‘Wat gaat u nu doen?’ – ‘Meer bidden,’ was zijn antwoord. Hij vond dat daar te weinig van gekomen was gedurende zijn politieke carrière. Of hij er na zijn pensioen meer aan toegekomen is, weet ik niet. Maar als kersverse pensionado herken ik het in zekere zin.