Ik houd niet zo van het woord ‘gemeenteopbouw’. We duiden ermee aan dat we moeten blijven (ver)bouwen aan een geloofsgemeenschap. Ik geloof er niet zo in. Bouwen draagt de suggestie in zich dat je iets kunt ontwerpen, uitvoeren en klaar is Kees. Alsof het maakbaar is. Een beter woord: ‘gemeentetuinieren’. Zeker in deze tijd.
Niet alles groeit in elke tuin. Onze vorige tuin stond vol met lupines. In de huidige tuin plantte ik ze ook. Maar ze sloegen niet aan. Ik heb het een paar jaar geprobeerd, maar het wilde niet lukken.
Zo is het ook met een geloofsgemeenschap. Er bloeien vele bloemen. Maar niet elke plant gedijt in elke geloofsgemeenschap. Je ziet soms mensen elders opbloeien. En niet elk initiatief komt in elke gemeente tot wasdom. Wat ik in kerkdiensten elders met weerklank deed, kwam in mijn huidige gemeente niet van de grond (eigenlijk moet ik hier zeggen: uit de grond).
Kortom, zie de kerk als tuin. In die tuin is het nu winter. Door de tweede golf in de huidige coronacrisis valt wat net weer een beetje op gang kwam, weer stil. En het was al een kaalslag. Maar we gaan nu van zeventig kerkgangers weer terug naar dertig. En als de voortekenen niet bedriegen, zullen ook kleine bijeenkomsten weer moeten worden gecanceld. Het spiritueel en sociaal leven van de kerk gedijt minder.
De tuin van onze geloofsgemeenschap staat er inmiddels wat verlept bij. Ik moet bekennen dat deze week mij voor het eerst de moed in de tuinlaarzen zonk. En ik voelde groeiende boosheid om al die mensen die de coronaregels aan hún laars lappen. Maar ja, dat schiet ook niet op. Het beeld van die tuin helpt me om met andere ogen naar die kaalslag te kijken.
Elke tuinier weet dat de winter niet alleen een periode is van werkeloosheid. Er moet nog steeds gesnoeid worden. Zo kan er ook in de kerk nog het een en ander gesnoeid worden. Tijdens de eerste coronagolf merkten we hoe veel kon doorgaan zonder vergaderingen. In zijn gemeente hebben we daarvan geleerd: het aantal vergaderingen is sterk verminderd. Wat kan er nog meer weg? Back to basic.
Voor een tuinier is de winter ook de tijd om haar gereedschap schoon te maken en te slijpen. Om de dahlia’s uit de grond te halen en een beschut plekje te geven. Om bollen te planten. Om de composthoop nog eens om te keren om zo weer nieuwe grond te hebben voor het volgend seizoen. En vooral: om het werk even te laten rusten, stil te worden en de grond het werk te laten doen.
In de winter is de ware tuinier dus al gericht op het voorjaar. Dat wil niet zeggen dat alle bollen zullen opkomen. Maar nu toont zich de lente al in de kleine knopjes die aan sommige bomen en struiken zijn te zien. En ook in de winter bloeit er nog een enkele plant. Als teken van een groeikracht die ons vermogen te boven gaat. Tuinieren is werken met en ten dienste van die groeikracht.
Ook de kerk is niet maakbaar. Laten we met ons hijgerig activisme daar nu eens goed van doordrongen worden. Er huist stille zegen in donkere grond.
Vandaag is het 50 jaar geleden dat Jimi Hendrix overleed. Ik hoorde het bericht van zijn overlijden destijds op school waar het snel de ronde deed. Ik was 15 jaar en geschokt. Hendrix was een van mijn helden. Ik had een paar weken ervoor zijn nieuwste album gekocht: Band of Gypsys.
Nog een paar maanden en ik ga met pensioen. Even daarvóór verhuizen we. Naar een aanmerkelijk kleiner huis. Dat kan gemakkelijk, want we wonen nu te groot. Maar ja, hoe groter je huis, hoe meer spullen je hebt. Dat wordt dus ruimen geblazen.